courage en controle
Een actrice waar ik vorig jaar mee werkte contacteerde me. We hadden tijdens de opnames fijne, diepgaande gesprekken. Ik ben dankbaar dat ze meer wilde weten over mijn visie en wat ik doe.
Ze vroeg me hoe ik omga met mezelf (ook fysiek) naar buiten brengen en je onzekerheden. Ik herkende me in haar verhaal. Ze was op een set, haar rol werd besproken. Naast de reeks eigenschappen, die het personage heeft, moest ze ook mooi zijn. Ik breng ook mijn verhaal naar buiten: laat jezelf zijn en laat jezelf zien. En mooi zijn, of goed op de foto staan, is daar hoe dan ook altijd deel van.
Er is ook het persoonlijke deel. Het grootste deel van de tijd ben ik dankbaar voor hoe ik eruitzie. Maar soms zijn er momenten dat dit gevoel van dankbaarheid in eens, floepie woepie, weg is. En dan soms ineens is het terug. Ik merkte in het gesprek met haar, dat ik blijkbaar niet meer op zoek ben naar waarom ik me, of wat maakte dat ik me, zo voelde. Ik deelde dit met haar. Hoe heb ik die vraag kwijtgespeeld? Ik weet dat ik me realiseerde dat het me weinig brengt in mijn leven om te focussen op wat een gevoel veroorzaakt en meer koos om te focussen op hoe ik het waarneem, deel en behandel. Ik denk dat ik bewust heb aanvaard dat we leven in een wereld, waarin het mensbeeld totaal niet meer menselijk is. Ik hoor me nog tegen mezelf praten/zeggen: ‘dat je lelijk bent, dat je er niet uitziet en dergelijke; geloof jij dat dit je iets brengt?’
Een oefening die ik ergens van heb onthouden was om een bodyscan te doen en bij elk lichaamsdeel te zeggen waarom je dankbaar bent. Ik ben dankbaar voor mijn voeten omdat ze me dragen. Ik ben dankbaar voor mijn handen omdat die maken. Zou het dan die oefening zijn die me tot dit berusten brengt? Ik ben bijna bang om dit te schrijven. Ik heb een angst dat als ik het schrijf dat ik dankbaar ben met mijn lijf, dat het gaat verdwijnen. Er is ook nog het deel van aanvaarden dat die dankbaarheid er niet altijd is, maar die oefening kan ik oproepen.
Dan is er het feministische deel. Het deel dat revolteert tegen dat een vrouw of mens altijd mooi moet zijn. De nood om daar iets aan te doen, om je verantwoordelijkheid binnen dat moment te nemen. Zou ik hen daarop aanspreken? Moet ik hier een punt van maken? Ik denk dat ik haar iets antwoordde in de trend van: ‘ga nooit een gesprek aan met iemand als je healing van het antwoord afhankelijk is.’ Soms kan het zo zijn dat het moment voorbij is, voordat je de tijd hebt om er iets van te zeggen. (je komt niet na twee weken terug op een stom mopje).
Ik vraag me af hoeveel de relatie mij waard is; hoe hoger de waarde des te hoger de courage om het moeilijke gesprek in te gaan. Mensen met wie de relatie van waarde is, daarvan weet ik intuïtief dat ze me niet gaan afschieten voor mijn onzekerheid. De opmerking die daar gemaakt was, gaf me het gevoel dat ik lelijk en niet goed genoeg ben. Kan je me even helpen met dit stressmoment? Doordat de ander dit echt hoort, krijgt die onzekerheid lucht en waait ze weg.
Uiteraard heb ik spijt van elke keer dat ik op straat werd nageroepen, dat ik ongepast opmerkingen kreeg omdat ik met dat lijf decors kan bouwen of omdat ik uit het niets complimenten over mijn lichaam krijg. Ik heb spijt dat ik het niet duidelijk maakte dat dit niet ok is. Ik heb spijt dat ik het gesprek niet aanging, omdat ik zo verbouwereerd of in de verschrikking zat. Ik heb spijt dat ik mijn talent om te verwoorden niet gebruikte op een moment dat ik me niet goed voelde. Ik heb spijt dat ik dit niet deed voor alle anderen die na mij gelijkaardige dingen gaan horen van die persoon. Ik heb spijt van de controle die ik de ander geef over mijn emotionele toestand. Volgens mijn feministische zelf is dat wat de ander test; heb ik controle over haar? Wat doet ze als ik een degelijke op-het-randje-opmerking geef?
Ik ben niet verantwoordelijk voor het gedrag, de gedachten en de gevoelens van anderen. Ik ben niet alleen de veranderaar van deze maatschappij. Het zit hem in de kleine momenten. De keren dat ik wél antwoordde. De ander wees op wat hij zei en dat het niet ok is. Dit waren geen fijne noch gemakkelijke gesprekken. Meestal kreeg ik nog meer verwijten naar mijn hoofd, zoals: ‘jij bent zo gevoelig, ik heb het niet zo bedoeld dus dan is het niet zo.’ Dit maakte dat ik de volgende keer meer courage nodig heb om het gesprek aan te gaan, maar dit bevestigt ook mijn idee van controle. De ander wil controle over hoe hij dat event bedoelde, zag en gebeurde. Ook al twijfel ik eraan, ik kan namelijk niet in een ander zijn hoofd kijken.
Maar het controle-verhaal geeft mij wel een insteek. Als de ander vraagt of hij de controle geeft, dan is het aan mij om daarop te antwoorden. Wat wil ik met die ander? Hoeveel ruimte geef ik zijn beeld van mij? Annelies, in godsnaam wat voor vraag is dat? Een lukrake idioot die iets naar me roept op straat, geef ik bandwijdte. Iemand met wie ik samenwerk, die weinig sociale vaardigheden laat zien, geef ik ruimte in mijn hoofd. Iemand die zomaar uit het niets over mijn uiterlijk begint, herinner ik me nog na jaren. Dit dient me niet.
Wat dient me dan wel? Praten en delen met mensen die me zien als een geheel. Luisteren naar anderen om meer en meer van het geheel van de ander te zien. Delen wat op je hart ligt. Zowel de gevoelens van onzekerheid, de nood om de wereld te veranderen, de kleinheid dat we dat niet altijd kunnen of doen, het herkennen van de gevoelens in jezelf, het delen dat je in die situatie ook geweest bent, je eigen verhaal horen, de ander zijn verhaal beluisteren. Dit wakkert het ritme in je hart aan.
Ik ben dankbaar dat ze me aansprak met deze vraag, want het maakt niet helemaal uit of ik daar nu een sluitend antwoord op heb. Het laten zien en laten zijn van elkaars verhaal, geeft ons beiden courage.
Suitably yours,
Annelies